U had het vast al gehoord: vanaf 1 januari gaat de Belastingdienst handhaven op schijnzelfstandigheid. Als u regelmatig zzp’ers inschakelt, is het belangrijk om nog voor die datum de omstandigheden waaronder die zzp’ers bij u werkzaam zijn onder de loep te nemen. Doet u dit niet en oordeelt de Belastingdienst bij een controle dat er sprake is van schijnzelfstandigheid? Dan kunt u te maken krijgen met correcties, naheffingsaanslagen en boetes. In dit artikel vertelt Oprecht Advocaten er meer over.

De Wet DBA
Het aantal zzp’ers is de afgelopen 10 jaar bijna verdubbeld, naar zo’n 1,6 miljoen zelfstandigen in 2024. De stijging was het sterkst in de logistiek, horeca, zorg en bouw. Veel van deze zzp’ers zijn ‘schijnzelfstandig’. Dit betekent dat er – gelet op de aard en omvang van de werkzaamheden – eigenlijk sprake is van een werkgever-werknemer relatie, ofwel een verkapt dienstverband. De overheid probeert al jaren een einde te maken aan die schijnzelfstandigheid. Mede om die reden werd op 1 mei 2016 de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) ingevoerd.

Op basis van deze wet zou duidelijk worden wanneer iemand een werknemer is en wanneer een freelancer. Huurde een opdrachtgever een zzp’er in, terwijl er feitelijk sprake was van schijnzelfstandigheid en dus een verkapt dienstverband? Dan zou de Belastingdienst de opdrachtgever een correctieverplichting, een naheffingsaanslag en een boete kunnen opleggen. Maar de Wet DBA bleek zo onduidelijk dat de Belastingdienst er sinds 2019 niet meer (echt) op heeft gehandhaafd. Tot 1 januari 2025 dan, want onlangs maakte de Belastingdienst bekend vanaf die datum weer te gaan handhaven.

Wat houdt de handhaving van de Belastingdienst in?
Nu is er aan de Wet DBA sinds 2019 niets veranderd. Maar intussen is er in de rechtspraak wel een en ander gebeurd. Zo wees de Hoge Raad in 2023 het Deliveroo-arrest, waarin een aantal criteria werden gegeven op basis waarvan moet worden beoordeeld of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. U leest daar in dit artikel meer over. Dit betekent dat de Belastingdienst bij een controle onder meer naar deze criteria zal kijken.

Op het moment dat u te maken krijgt met een controle en de Belastingdienst oordeelt dat er sprake is van schijnzelfstandigheid, kunt u als opdrachtgever een correctieverplichting en een naheffingsaanslag krijgen. Normaal gesproken kan dat tot maximaal vijf jaar terug, maar in dit geval zal dat tot 1 januari 2025 zijn. In principe kunt u ook een verzuim- en een vergrijpboete krijgen, maar het kabinet heeft bekendgemaakt dat u tijdens een overgangsperiode van één jaar geen vergrijpboete kunt krijgen als u kunt bewijzen dat u actief stappen zet tegen schijnzelfstandigheid.

Welke stappen kunt u zetten?
Wat betekent dit nu voor u, welke stappen kunt u zetten tegen schijnzelfstandigheid? Om te beginnen is het belangrijk om zo snel mogelijk een inventarisatie te maken van het aantal zzp’ers dat u inhuurt en daarbij per zzp’er een inschatting te maken of er wel of geen sprake is van schijnzelfstandigheid. Bij deze inschatting kunt u de volgende criteria aanhouden:

  • Hoe is de overeenkomst tot stand gekomen?
  • Wat zijn aard en duur van de werkzaamheden: staat er een duidelijke begin- en einddatum in de overeenkomst, of geldt de overeenkomst voor een specifiek project? Is het aantal wekelijkse uren beperkt?
  • Hoe worden de manier waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd en de werktijden bepaald? Mag de zzp’er zelf bepalen hoe, waar en wanneer hij/zij de werkzaamheden uitvoert? En werkt de zzp’er zoveel mogelijk met eigen materialen en apparatuur?
  • Hoe zijn het werk en de zzp’er in de organisatie en de bedrijfsvoering ingebed. Doe de zzp’er bijvoorbeeld werk dat ook door medewerkers in loondienst wordt uitgevoerd?
  • Heeft de zzp’er de verplichting het werk persoonlijk uit te voeren, of mag hij/zij zich zonder toestemming laten vervangen?
  • Hoe wordt de beloning bepaald en hoe wordt deze uitgekeerd: tetaalt u een uurtarief van minimaal 33 euro en wordt de freelancer niet doorbetaald als hij/zij geen werkzaamheden verricht (i.v.m. ziekte, vakantie, etc.)?
  • Loopt de zzp’er commercieel risico?
  • Gedraagt de zzp’er zich in het economisch verkeer als ondernemer, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie en wat betreft fiscale behandeling.
  • Werkt de zzp’er voor meerdere opdrachtgevers? En voor welke duur?

Vormen meerdere van deze criteria een probleem? Dan is het belangrijk dat u óf stopt met de inhuur van deze zzp’er óf de arbeidsrelatie anders vorm gaat geven. De overheid heeft hiervoor overigens ook een afwegingskader gemaakt waar u gebruik van kunt maken.

Er komt nieuwe wetgeving aan
Intussen werkt het kabinet aan een opvolger van de Wet DBA: het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelatie en Rechtsvermoeden (VBAR). Ook deze wet heeft tot doel om schijnzelfstandigheid tegen te gaan en een duidelijker onderscheid te maken tussen zzp’ers en werknemers in loondienst. Op 11 november 2024 heeft de Raad van State (RvS) echter een negatief advies uitgebracht over dit wetsvoorstel. Volgens de RvS zal dit wetsvoorstel de knelpunten die op dit moment spelen rondom schijnzelfstandigheid niet oplossen.

Het is nu de vraag wat het kabinet met dit advies zal doen. Als de minister besluit om het (in aangepaste vorm) door te zetten, zal de wet VBAR niet eerder dan 1 januari 2026 in werking treden.

Vragen?
Uiteraard zullen we u van nieuwe wet- en regelgeving op de hoogte houden. Heeft u in de tussentijd vragen over de inhuur van en/of contracten voor zzp’er(s)? Of krijgt u te maken met een controle van de Belastingdienst? Dan kunt u altijd contact opnemen met Linda Bijl, via l.bijl@oprecht.nl of telefoonnummer 0229-285070.